Zijn echtgenote verstarde even, leek echter weinig verrast, keek hem vervolgens recht in de ogen aan en vroeg fluisterend: ‘Waarom?’
Opeens wist de man niet meer wat zeggen. In gedachten had hij dit heikele gesprek nochtans al zo vaak gevoerd. Hij probeerde nog iets uit te brengen maar behalve wat onsamenhangend gehakkel kwam er niets. Hij vond er dan maar niets beters op dan haar de echtscheidingspapieren, die hij trillend uit zijn jaszak haalde, letterlijk tussen de soep en de patatten toe te schuiven. Vervolgens stond hij recht, ruimde zijn deel van de tafel af en net voor hij naar boven wilde verdwijnen hoorde zij hem nog zeggen: ‘Als je dat zou willen lezen en ondertekenen?’
De vrouw bleef in tranen achter.
De volgende ochtend vond hij haar moe maar ijzig kalm aan de ontbijttafel. Ze schonk hem koffie in, voegde een scheutje melk toe, roerde zelfs met een lepel in zijn kopje en zei: ‘Wat mij betreft mag je het huis, de auto, het geld en alles wat we samen hebben opgebouwd houden. Zelfs de hond is voor jou. Het enige wat ik van jou vraag is om mij enkele weken de tijd te geven om een ander onderkomen te zoeken en dat we het, gedurende die tijd, elkaar niet moeilijker maken dan nodig is.’
De man was aangenaam verrast door zoveel redelijkheid en knikte instemmend.
‘Maar er is nog iets dat ik jou zou willen vragen’ en ze keek hem erg indringend aan. ‘Ik zou willen dat je mij de tijd die ons nog samen rest, net zoals op onze eerste huwelijksnacht, elke avond opnieuw in je armen naar de slaapkamer draagt.’
Gezien de omstandigheden vond de man die op scheiden stond dit een wel heel erg vreemd verzoek. Maar als dat de manier was om deze pijnlijke situatie voor haar dragelijker te maken en de scheiding voor hem zo vlot mogelijk te kunnen afhandelen, wel, dan had hij dat er nog wel voor over.
Het was een eeuwigheid geleden dat ze elkaar nog eens aangeraakt hadden en het voelde die avond dan ook erg ongemakkelijk om haar uit de zetel te tillen, naar de trap te strompelen en haar naar boven te dragen.
De tweede avond verliep al wat vlotter.
Op de derde avond leunde ze met haar hoofd op zijn schouder, snoof hij de geur van haar haren en besefte hij dat ze de laatste tijd zelden zo dicht bij elkaar waren geweest.
Op de vierde avond, waarin hij zijn vrouw naar boven droeg, realiseerde de man zich opeens hoe het leven haar getekend had. Er liepen rimpels over haar gezicht, haar ogen stonden dieper en haar blik was doffer dan hij zich herinneren kon.
‘Wat heb ik haar al die jaren toch aangedaan?’ vroeg hij zich in stilte af.
En met die vraag groeide er de daaropvolgende dagen toch weer wat van genegenheid en liefde naar zijn vrouw toe. Het leek zelfs alsof ze daardoor ook elke dag een beetje lichter en makkelijker om dragen werd.
De man had weer iets om naar uit te kijken in zijn leven en toen hij zijn vrouw, de hervonden lichtheid van zijn bestaan, die avond opnieuw liefdevol in zijn armen hield, als een veertje de trap opdroeg en haar, als een blaadje op de wind, zacht op het bed neervlijde, keken ze elkaar voor het eerst na vele jaren langdurig aan.
Ze zag er plots zo kwetsbaar en broos uit en de man brak in tranen uit.
‘Het spijt me dat ik jou, in ons huwelijk, zo vaak en zo harteloos gekwetst heb. En het is niet dat ik niet meer van je hield, dat ik van jou wilde scheiden, maar omdat ik teveel met mezelf bezig was en daardoor geen waardering meer kon opbrengen voor de kleine, werkelijk belangrijke dingen in onze relatie. Nu pas besef ik dat niet ik degene was die jou over de drempels van het leven heendroeg, maar dat jij mij al die tijd in de gelukzaligheid van je hart verdragen hebt. Kun je het me vergeven liefste? ’
‘Ach lieverd,’ sprak ze zacht, en ze streelde daarbij de tranen van zijn wangen, ‘je weet toch, dat wat er ook gebeurt, ik voor altijd jouw ster aan het firmament zal zijn?’
Waarop ze hem zoende, de ogen sloot en met een hemelse glimlach om de lippen, na zestig jaar huwelijk, het leven liet…