De oren spitsten zich en zeiden na een tijdje: ‘Waar zijn die bergen toch? We horen ze niet!’
En ook de handen mengden zich in het gesprek: ‘We proberen wel, maar we kunnen er niet bij! Hoe kunnen we ze nu mooi vinden als we ze niet eens kunnen voelen en aanraken?’
Waarop de neus, luid snuivend, concludeerde: ‘Er zijn geen bergen want ik ruik ze niet!’
En allen begonnen zich druk te maken over de sensationele waandenkbeelden waarmee het oog hen schijnbaar nodeloos had misleid…