Op een dag werd het eiland echter opgeschrikt door vreselijk nieuws, het stond namelijk op het punt te zinken en voor altijd onder de golven te verdwijnen.
Iedereen begon onder leiding van Paniek heen en weer te rennen totdat Rede iedereen aanmaande om het nodige materiaal bij elkaar te zoeken, er boten mee te bouwen en, aangespoord door Haast en Spoed, het eiland met z'n allen te verlaten. Iedereen ging als de vliegende weerga aan de slag. Iedereen, behalve Liefde.
Liefde was de enige die het tot op het allerlaatste moment wilde uithouden en daarom alleen achterbleef.
En zo gebeurde het dat toen het eiland bijna gezonken was, Liefde, het hoofd nog net boven water houdend, om hulp riep.
Hoogmoed kwam in een grote, luxueuze boot aanvaren en Liefde vroeg: 'Hoogmoed, kan je me meenemen?'
Maar Hoogmoed antwoordde: 'Nee, dat kan ik niet. Mijn boot is al zo vol van mij, dat er voor jou geen plaats meer is.'
Liefde keek halsreikend in het rond en besloot het bij de Ijdelheid te proberen: 'Ijdelheid, alstublieft, help me!'
'Ik kan je niet helpen,' antwoordde Ijdelheid afwijzend, 'jij bent vuil en nat en zou mijn boot kunnen besmeuren.' En met het hoofd in de wind voer Ijdelheid bij Liefde vandaan.
Gelukkig was Verdriet nog in de buurt, dus vroeg Liefde het aan haar: 'Verdriet, toe, laat me met je meegaan.'
'Ach... Liefde,' zuchtte Verdriet bedroefd, 'ik heb het zo al moeilijk genoeg en wil liever alleen zijn!'
'Oef!' dacht Liefde verheugd, 'daar heb je Geluk, die zal me vast en zeker wel willen helpen.'
Maar hoe luid Liefde ook riep, Geluk was zo uitzinnig blij dat ze Liefde niet eens opmerkte.
Het water stond Liefde aan de lippen en net toen ie op het punt stond zich aan de onvermijdelijkheid van het lot over te geven, sprak een stem: "Hier, Liefde, neem mijn hand maar.'
Uitgeput door al dat watergetrappel en hulpgeroep, liet Liefde zich door de ouderling aan boord hijsen en viel er meteen als een blok in slaap.
Toen ze na enkele uren varen op het droge waren, ging de ouderling meteen zijn eigen weg.
Liefde wreef even later, bij het wakker worden, de ogen uit en vroeg aan Kennis, een van de andere ouderlingen: 'Wie heeft me eigenlijk geholpen?'
'Tijd' antwoordde Kennis.
'Tijd? Heeft Tijd mij geholpen?' vroeg Liefde verbaasd, 'Waarom?'
Waarop Kennis Liefde met intelligente pretoogjes aankeek en zei: 'Omdat alleen Tijd in staat is te begrijpen hoe waardevol en onmisbaar Liefde is...'