De daaropvolgende dag, sloeg de kleine jongen, ontzet over van alles en nog wat, maar liefst 97 spijkers in de schutting. De dag daarna ramde hij, roepend en tierend, ongeveer hetzelfde aantal het houtwerk in.
Maar naarmate de dagen vorderden werden het er steeds minder. De jongen leerde langzaam maar zeker zijn woede en ongegronde boosaardigheden in te tomen.
Het duurde niet eens zo heel erg lang voordat de knaap ontdekte dat het eigenlijk makkelijker was om zichzelf te beheersen dan om steeds maar weer nagels met koppen te willen slaan.
Toen de dag eindelijk daar was dat het joch niet langer over van alles en nog wat zijn misprijzend ongenoegen moest laten blijken, was hij zo trots op zichzelf dat hij het meteen aan zijn vader ging vertellen.
Hoewel innerlijk opgetogen, stelde vader toch meteen en onomwonden voor dat zoonlief, elke keer wanneer hij nu zijn zelfbeheersing kon bewaren, één nagel uit het verspijkerde tuinhek zou trekken.
Enkele weken later, na veel bloed, zweet en tranen, waren eindelijk alle spijkers behoedzaam uit het tuinhek verwijderd. En ook nu bracht de jongen vol trots het nieuws over aan zijn vader.
Liefdevol nam deze hem bij de hand en leidde hem naar het hek.
‘Dat heb je prima gedaan, mijn jongen,’ sprak de vader goedkeurend, ‘maar kijk nu eens naar al die gaten in het hek! Het kan nooit meer hetzelfde zijn. Zo ook met mensen. Je kunt boos, razend, woest en verongelijkt zijn en lelijke dingen of harde verwijten naar iemands hoofd gaan slingeren en ze daarna met evenveel sorry's en het spijt me's weer willen terugnemen en denken dat daarmee de kous af is, dat alles terug peis en vree kan zijn. Maar vergis je niet want geslagen wonden laten altijd littekens na en niemand kan daarna ooit nog volkomen dezelfde zijn…’
Waarna hij een vrolijk deuntje floot en spijkers op laag water ging zoeken…