De heer des huizes wilde hen aanvankelijk bot wegsturen maar draaide uiteindelijk bij toen zijn echtgenote hem er attent op maakte dat het vanavond eigenlijk zijn beurt was om het vuilnis buiten te zetten.
Dus, in ruil voor het naar buiten sleuren van enkele vuilniszakken, mochten de engelen in de kelder van het statige herenhuis de nacht doorbrengen. Het was er donker, kil en het hing er vol met spinnenwebben. Terwijl ze hun bed opmaakten, of wat daar voor moest doorgaan, ontdekte de oudste engel een groot gat in de muur dat hij meteen opvulde en wegwerkte. Toen de jongste engel hem vroeg waarom hij dat deed antwoordde de oudere mysterieus: “Het is niet wat het lijkt.”
De daaropvolgende nacht klopten de twee engelen aan bij een eenvoudig arbeidersgezin. Ze werden er met open armen en een kwispelstaartende hond ontvangen, mochten mee aan tafel schuiven en nadien de nacht doorbrengen in het echtelijk bed. ’t Is te zeggen, de engelen sliepen in het bed terwijl man en vrouw er beneden alles aan deden om niet uit de zetel te vallen.
Die morgen, toen de haan begon te kraaien en de buurvrouw zoals gewoonlijk een pantoffel naar zijn kop smeet, zaten man en vrouw echter huilend aan de ontbijttafel. Hun trouwe, lieve hond was die nacht immers overleden.
Bij het zien van deze treurigheid schoot de jongere engel in een hemelse colère en vroeg aan zijn collega: “Hoe kon je dit laten gebeuren!? Het eerste gezin waarbij we logeerden, had alles en toch heb je hen geholpen door het gat in de kelder te dichten. En nu, bij deze mensen, die ons met zoveel liefde ontvangen hebben, stuurde je de hond naar de eeuwige blafvelden??”
“Het is niet altijd wat het lijkt,” antwoordde de oudere engel bedaard, “Weet je, toen we daar in de kelder verbleven, zag ik dat er achter het gat in de muur een stapel waardepapieren ten bedrage van ettelijke miljoenen verborgen lag. Omdat de heer des huizes zo hebberig en egoïstisch was, heb ik het gat gedicht zodat hij de papieren zeker nooit zou kunnen vinden.”
Hij wachtte even, nam een slokje wijwater en ging toen verder: “Hier, bij deze mensen, die ons zo gastvrij in de armen hebben gesloten, wilde de dood vannacht onze gastvrouw komen halen, maar ik heb hem de hond meegegeven...”