Zo gezegd en zo gedaan, trok de door ouderdom verzwakte vader in bij zijn drukbezette zoon, diens even drukbezette vrouw en hun zoontje van vier.
Het gezin had de gewoonte om de stress van de dag even te vergeten door ’s avonds, gezellig met z’n allen te tafelen. Een heerlijk glaasje Italiaanse kwaliteits-wijn voor de volwassenen en een gezond glaasje melk voor de kleine spruit, in afwachting van het heerlijks dat mama in minder dan dertig minuten op tafel kon toveren.
De handen van de oude vader beefden, zijn gezichtsvermogen was troebel en hij bewoog zich tergend traag schuifelend voort. Op deze manier was het moeilijk voor hem om proper te eten. Binnen de kortste keren rolden de erwtjes en aardappelen van zijn vork op de grond en morste hij een half glas wijn op het prijzige trendy tafelkleed.
Elke avond hetzelfde tafereel. De zoon en schoondochter raakten fameus geïrriteerd door de rommel die hij steeds maakte.
“Dit kan zo niet langer,” zei de zoon, “we moeten er iets aan doen! Ik heb genoeg van zijn gesmodder, van zijn luidruchtig eten en van al die rotzooi op de tafel en de vloer!”
Zoals dat gaat bij drukbezette mensen met belangrijke functies, werd na het formuleren van een probleem meteen ook voor een oplossing gezorgd. Ze plaatsten een klein tafeltje in de keuken naast de eetkamer. Daar zat de oude vader dan, alleen, terwijl de rest van het gezin in alle rust kon genieten van het avondmaal.
Omdat de oude vader ook een tweetal dure borden had laten vallen, werd zijn eten vanaf nu in een plastic kom geserveerd.
Soms, als het gezin in de richting van de keuken keek, konden ze hem zien sukkelen en beven. Hij had tranen in zijn ogen en at alleen.
Toch waren de enige woorden die het paar tot hem konden spreken, luide verwensingen en scherpe vermaningen, nadat hij weer eens drank of eten had gemorst.
De vierjarige jongen zat erbij en keek ernaar.
Op een dag, net voor het avondeten, zag de jonge vader zijn zoon met duplo-blokken spelen en vroeg: “Wat ben je aan het maken?”
“Oh gewoon,” antwoordde de jongen, “ik ben nu al kommetjes voor jou en mama aan het maken, daar kunnen jullie dan later, als ik groot ben, uit eten. Want ik wil niet dat jullie net als opa er een boeltje van gaan maken.” De vierjarige glimlachte en ging weer aan het werk.
De ouders stonden er onthutst bij en tranen stroomden over hun wangen. Ze keken elkaar beschaamd aan. Zonder woorden wisten ze wat er moest gebeuren.
Die avond nam de zoon zijn vader liefdevol bij de hand en bracht hem terug naar de familietafel. Vanaf dat moment aten ze altijd samen, werd opa geholpen bij het eten en was er niemand die zich nog ergerde aan een vlekje meer of minder op het tafelkleed.