Een zwerm vliegen vloog eens per ongeluk in een donkere grot. Het was er zo donker dat ze helemaal niets konden zien en uiteindelijk verdwaalden. Gelaten wilden ze zich bij hun noodlot neerleggen totdat één van hen zich herinnerde wat een dwaallichtje haar ooit eens had ingefluisterd: “Enkel licht kan duisternis verdrijven.”
En warempel! Plots voelde het vliegje iets gloeien, gloren en kriebelen en voor ze goed en wel besefte wat er gebeurde, begon ze licht te geven!
Haar schijnsel was echter onvoldoende om de donkere, duistere grot te verlichten dus besloot ze om al haar vliegenvrienden eens stevig te kietelen.
Eerst reageerden haar vrienden nors en gepikeerd en riepen luid dat zij moest stoppen met die kinderachtige spelletjes totdat ook zij, één voor één, licht begonnen te geven in de duisternis en op die manier met z’n allen de weg terug naar buiten vonden.
De kinderen gierden en schaterden het uit toen ook vader hen begon te kietelen en net toen hij zijn kinderen, na het dollen en spelen, een nachtzoen wilde geven, vroeg de jongste hem: “Maar papa, waar ging dat verhaaltje nu eigenlijk over?”
“Wel,” antwoordde de vader, die zijn kinderen niet nog langer wilde wakker houden met een uitvoerige filosofische verhaalanalyse, “het verhaaltje ging over kleine kinderen die moeten gaan slapen als het donker wordt om opgewekt en fris wakker te kunnen worden als alle lichtjes morgenvroeg weer aangaan...”