De volgende morgen echter, gaf de kleine meid het versierde doosje aan haar vader en zei: “Gelukkige verjaardag papa.”
De vader was aanvankelijk beschaamd over zijn extreme reactie van de vorige dag maar opnieuw kreeg zijn boosheid de overhand toen hij zag dat het, in goudpapier gewikkelde en versierde doosje, leeg was. Hij keek zijn dochtertje opnieuw vermanend aan en zei ontgoocheld: “Ach kind, weet je dan niet dat wanneer je iemand een pakje geeft, er ook iets in moet zitten!?”
De kleine meid, van slag door zoveel botte boosheid, rende de kamer uit, keek hem vanuit het deurgat diep bedroefd aan en riep snikkend: “Maar papa, het pakje is helemaal niet leeg! Ik heb er kusjes in geblazen, zoveel als er maar in het doosje konden!” Vervolgens nam ze haar jasje van de kapstok en liep huilend naar buiten, met een luide knal sloeg ze de voordeur achter zich dicht.
Het hart van de vader brak bij deze woorden maar net toen hij achter haar aan wilde rennen, hoorde hij het piepen van remmende banden en een huiveringwekkende gil. Het ondenkbare was gebeurd, zijn dochtertje had de klap niet overleefd.
Er wordt verteld dat de vader het gouden luciferdoosje sindsdien dicht bij zich heeft gedragen en elke keer wanneer hij zich ontmoedigd, mistroostig of eenzaam voelde, opende hij het schuifje en vloog er een liefdevol kusje van zijn dochtertje naar hem toe...