Met een doldrieste boosheid, sprong de effectenmakelaar uit zijn beschadigde wagen en greep het kind, dat langs de kant van de weg stond, bij de kraag en brieste: “Awel! Wat heeft dat te betekenen! Heb je niets beters te doen dan stenen te gooien!?” Hij duwde het kind voor zich uit naar de wagen en ging donderend verder: “Kijk maar eens goed naar wat je gedaan hebt, dit is een spiksplinternieuwe wagen en dat gaat je meer geld kosten dan je waarschijnlijk in je hele leven zult verdienen, jij kleine nietsnut! Awel manneke, wat is’t, tongske verloren!?”
“Alstublieft meneer,” stamelde de jongen, “Het spijt me verschrikkelijk, maar ik wist niet wat ik anders moest doen! Ik gooide de steen omdat u anders niet zou stoppen!” De jongen huilde nu tranen met tuiten en wees naar de berm. “Het is mijn broer,“ snikte hij, “hij is uit zijn rolstoel gevallen en ik kan hem niet optillen, hij is veel te zwaar voor mij. Zou u mij kunnen helpen?”
De effectenmakelaar stond als aan de grond genageld en wist even niet wat zeggen, ging toen samen met de jongen naar diens gevallen broer, stelpte met zijn zakdoek enkele hevig bloedende schrammen en tilde hem in zijn rolstoel. Zo te zien viel het al bij al nog wel mee. De jongen keek hem dankbaar en opgelucht aan en samen rolden ze de gehavende broer terug naar huis.
Voor de effectenmakelaar werd het nadien een lange wandeling terug naar de Jaguar, een hele lange, trage weg terug...
De deuk in zijn wagen heeft hij nooit laten herstellen want het herinnerde hem aan die schandelijke tijd waarin hij zo snel en onbezonnen door het leven raasde, dat iemand een steen naar hem moest gooien om zijn aandacht te trekken.