“Goedemorgen mevrouw, wat mag het zijn voor u?”
“Ja maar, dit moet je echt weten want, goh dat is toch echt niet te doen. Man, man, man. Foei, foei, foei. ’t Is echt niet proper wat die van hiernaast weer uitgehaald heeft. Mensenlief, als je dat eens zou weten.”
“Wacht even, “ onderbrak de slager haar, “voordat u verder gaat, wil ik eerst van u weten of dat wat u me wil vertellen zeker en vast waar is.”
“Wel, zeker ben ik daar niet van,” antwoordde de dame, “maar ik heb het net gehoord bij de bakker en ’t is echt, oh la la, man, man, man, foei, foei, foei...”
“Ok, is er dan iets goeds te vinden in wat u me wil vertellen?”
“Oh nee, integendeel! Het is als volgt, zie je, hij ging...”
“Dus,” onderbrak de slager haar weer, “u weet niet of het waar is wat ze zeggen over mijn buur en het is ook niet iets goeds, kan het dan misschien nuttig zijn voor mij om het te weten?”
“Goh, eigenlijk niet denk ik” antwoordde de dame beduusd.
“Wel dan, als wat u mij wil vertellen niet waar is, niets goeds inhoudt en voor mij niet nuttig is om te weten, bespaar u dan de moeite het mij te vertellen. En wat mag het nu voor u zijn, drie sneden salami en vier sneden kaas, zoals gewoonlijk?”